Vandaag is hij jarig: de ‘Lelijke Eend’ ofwel de ‘Paraplu op vier wielen’

Foto: Flickr - free domain

Vandaag 78 jaar geleden, op 2 september 1939, rolde het allereerste ‘lelijke Eendje’ uit de Citroënfabriek. De Frans autofabrikant stelde niet al te hoge eisen aan de Citroën 2CV, zolang het ‘blikken beestje’ maar in staat was om een zak met 50 kilo aardappelen te vervoeren met een snelheid van 60 kilometer per uur.

(Tekst: Wim Meijer)

Ondanks het feit dat het laatste ‘Lelijke Eendje’ al 27 jaar geleden van de band rolde komen we het inmiddels tot ‘cultvoertuig’ verworden ‘kindje’ van de Italiaanse ontwerper Flaminio Bertoni nog regelmatig op de weg tegen. Niet vreemd, want er rijden er nog altijd 8500 in Nederland rond, en in de meeste gevallen verkeren ze in perfecte staat, omdat de eigenaren echte liefhebbers zijn. De reden daarvan? Zeker niet het rijcomfort. Want de vering van de ‘eend’ mag dan legendarisch zijn, een ritje over flink geaccidenteerd terrein na een voluptueuze maaltijd is nauwelijks aan te bevelen. Nee, voor veel hedendaagse liefhebbers is de eend een ‘lijntje met het verleden’: Een dierbare herinnering aan hun jeugdjaren, toen de ‘Lelijke Eend’ nou net dat ene autootje was wat als tweedehandsje kon worden bekostigd met het schamele studentenbudget.Goedkoop
Dat was een van de primaire criteria van Pierre Jules Boulanger, stuwende kracht en projectleider van de Citroën 2CV-productie in 1935. Het moest een auto worden die toegankelijk was voor het grote publiek: goedkoop, praktisch en eenvoudig te bedienen. Een ‘paraplu op vier wielen’, zoals Boulanger de door hem ‘gedroomde auto’ omschreef. Citroën had, nadat de fabriek in 1934 door financieel wanbeleid (goklust van André Citroën en onverantwoord hoge investeringen in de ‘Traction Avant’) in handen was gekomen van bandenfabrikant Michelin, behoefte aan een commercieel succesnummer. De Citroen 2CV moest dat worden.

De Italiaanse ontwerper van de 2CV Flaminio Bertoni (foto: Wikipedia)

Pakket van eisen
Op basis van marktonderzoek kwamen de ontwikkelaars van Citroën uiteindelijk tot het volgende eisenpakket waaraan de nieuwe auto van de Franse fabrikant moest voldoen: Het moest een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen of een vat met 50 liter wijn kon vervoeren met een snelheid van 60 kilometer per uur. Ook moest de auto over voldoende ruimte beschikken om een schaap mee te nemen. De auto moest zo comfortabel rijden dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Verder moest de auto eenvoudig te bedienen zijn: een boerin moest ermee naar de markt kunnen rijden. Ook moest de boer, met zijn zondagse hoed op, er in passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Tenslotte moest de auto zuinig zijn en betrouwbaar. En wat het uiterlijk van de auto betrof: dat werd volstrekt onbelangrijk geacht.

Eén koplamp
Op 2 september 1939, om precies 12 uur, was het zover dat de eerste ‘Deux Chevaux’ in de Citroënfabriek van de ban rolde: een wagen die volledig voldeed aan het eerder gestelde eisenpakket. De auto was vormgegeven door Flaminio Bertoni, die ook al eerder verantwoordelijk was geweest voor het uiterlijk van de Citroën ID/DS en de Traction Avant.

Opvallend was dat de auto over slechts één koplamp beschikte. Hiermee hoopte men bij Citroën het brandstofverbruik nog meer omlaag te krijgen. Nadat een prototype tijdens een proefrit werd aangereden, omdat de tegenligger dacht met een motorfiets te maken te hebben, besloot men alsnog een tweede koplamp toe te voegen.

Salon d’Automobile Paris
Ondanks het feit dat de 2CV in 1939 klaar was om aan de wereld te worden getoond, zou het nog negen jaar duren voordat de wereld kennis zou maken met de Deux Chevaux. De aanvankelijke presentatie was gepland op de Salon d’Automobile Paris van oktober 1939, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd de Salon afgelast.

Uiteindelijk werd de auto na de oorlog, en na nog een grondige verandering van het oorspronkelijke ontwerp, aan pers en publiek voorgesteld gedurende de Salon d’Automobile Paris van 1948.

Drie jaar wachttijd
Vanaf de start van de verkoop bleek de 2CV een groot succes. Aanvankelijk waren het voornamelijk boeren en zorgverleners zoals huisartsen die in de nieuwe Citroën het ideale vervoermiddel zagen. Daarnaast reden ook veel bekende Franse kunstenaars in 2CV’s. Dat kwam omdat zij de auto’s gratis kregen. Citroën zag dat als een mooie manier van reclame maken. Vooral de Franse boeren waren enthousiast over de wagen, wat ertoe leidde dat de productie de vraag niet kon bijhouden en de wachttijd voor een nieuwe 2CV opliep tot 3 jaar.Negen miljoen
Hoewel de verkoop buiten Frankrijk aanvankelijk langzaam op gang kwam groeide vooral de latere modellen van de ‘Deux Chevaux’ ook in de andere Europese landen uit tot succesnummers. Uiteindelijk werden er tussen 1948 in 1990 bijna 9 miljoen exemplaren van de ‘Deux Chevaux’ verkocht. Daar zijn dan de ‘bestel-eenden’ en de zustermodellen Dyane, Ami en Méhari bij meegeteld.

Inmiddels mag de Citroën 2CV zich scharen onder het selecte rijtje van automobiele iconen als de Volkswagen Kever, de Morris Minor, de Mini Cooper en de Fiat 500. Allemaal niet-comfortabele autootjes maar met een onvervangbare schat aan jeugdsentiment, gevangen in blik.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen